Maria werd in 1960 te Amsterdam geboren als het enige kind van onbekeerde ouders. Ze tekende graag en las veel boeken, vooral stripboekjes en de algemene kennis- boeken van haar vader. Toen ze 17 jaar oud was, ging ze in de Concertgebouwbuurt werken als tandartsassistente, maar ze bezocht ook het muzieklyceum in diezelfde buurt en volgde daar klassieke zanglessen.
Een van de patiënten van de tandarts kon het goed met haar vinden: Ronald Spoelma. Als hij kwam voor een behandeling, ging hij nooit naar de wachtkamer, maar kwam gezellig bij haar zitten en samen kletsten ze over zijn hond en hun sport ( hij deed aan body- builden en zij aan schermen). Later spraken ze ook over haar bovennatuurlijke ervaringen. Maria dacht dat ze paranormaal begaafd was; ze nam vaak duistere geesten waar en had voorspellende dromen en indrukken. Toch probeerde ze er niet aan toe te geven: als ze zich er bewust mee bezig ging houden, werd het erger. Dat gold ook voor het kunnen zien van de duistere wereld, en ze wilde daar zo min mogelijk mee te maken hebben, omdat het angst inboezemde en een voor haar voelbare kwaadaardige sfeer meebracht. Ronald nam haar verhalen serieus, anders dan sommige anderen.
Ronald en Maria kregen verkering en gingen later ook samenwonen. Hij werd taxichauffeur en zij ging zang studeren aan het Utrechts Conservatorium, ze trouwden en geloofden dat ze in een eerder leven al bij elkaar waren geweest; ze wisten allebei in hun hart dat ze echt bij elkaar hoorden. Toen de zwangerschap van hun eerste kind zo problematisch werd, dat Maria maandenlang in het ziekenhuis terecht kwam, moest ze haar Conservatoriumstudie opgeven. Ze werd fulltime moeder en kreeg twee jaar later nog een kind.
Ronald begon af en toe wat drugs te verkopen, maar Maria was daar tegen. Tegenhouden kon ze hem echter niet, en omdat ze goed van het geld leefden, was ze in feite ook medeschuldig aan zijn zonden. Het ging bergafwaarts met hun huwelijk- hij had buitenechtelijke affaires, die zij wel vergaf, maar alleen doordat er vreemde voorvallen gebeurden of bijzondere gedachten boven kwamen over het huwelijksverbond, telkens als ze besloot te gaan scheiden. Toen Ronald een keer ’s ochtends vroeg door de politie van huis werd gehaald en die avond haar ouders belden dat haar vader terminaal ziek was, had ze voor het eerst in haar leven de overtuiging dat ze niet sterk genoeg was de situatie aan te kunnen. Ze wist dat ze hulp nodig had maar kon niets of niemand bedenken die dat haar kon geven.
Ronald kwam na een paar dagen weer vrij, maar haar vader overleed korte tijd later. Eén dag na zijn crematie kwam er een vreemde vrouw naar haar toe voor de deur van de supermarkt, die haar vroeg of ze Jezus kende. Maria bitste boos dat ze net haar vader te jong had weggebracht en dat als er een God bestond, ze nog een hartig woordje met Hem te spreken had. De vrouw probeerde haar aan te moedigen dat dan ook te doen, maar Maria draaide haar de rug toe en liep weg, verontwaardigd dat dit brutale mens haar niet met rust liet. Dat geiten-wollen-sokken-geklets over een God was wel het laatste waar haar hoofd naar stond. En dan- iedereen wist toch dat het Christendom al lang achterhaald was door de wetenschap?
Een half jaar later had ze een aangrijpende droom van haar overleden vader, die vastzat in de duisternis van het hiernamaals. Het was daar “walgelijk”, zei hij, maar hij kwam er niet meer weg, hij had even toestemming gekregen om kort met mij te praten, maar moest weer mee met een duister figuur die op hem wachtte om terug te keren naar die vreselijke plaats. Maria liep na deze ontstellende droom met de vraag wat de waarheid was; waar mensen (in het bijzonder haar vader) naar toe gaan na hun dood. De droom was zó realistisch geweest, dat er geen twijfel in haar hart bestond, dat ze haar vader écht had gesproken, en dat hij werkelijk was waar ze hem gezien had.
Het was op de nacht dat haar schoonouders hun hart aan Jezus hadden gegeven, dat zij in gesprek met Christelijke kennissen begon te begrijpen, dat die gruwelijke wezens, die haar steeds verschenen, hoorden bij de vijand van de God van de Christenen, en dat zijzelf, door de erfzonde, automatisch eigendom van deze Satan was. Ze kon geen berichten “van boven” ontvangen, omdat ze door de zonde was afgeknipt van contact met God. Het besef, dat zij gewoon bij die vreselijke gedrochten hoorde, was onverdraaglijk voor Maria. Ze kende deze God helemaal niet, maar dan koos ze liever voor Hém! Het moment dat ze dit in haar hart besloot, werd ze een harde klap in het universum gewaar, alsof iemand keihard een deur dichtsmeet in het onzienlijke. Ze sprak het bekeringsgebed uit met haar vrienden en wist in haar hart zo vast en zeker als de wereld rond is, dat er voorgoed een deur was dichtgeslagen naar haar verleden.
Twee weken later kwam ook Ronald tot bekering, en na een radicale levenswandel met de Heer geeft Maria nu, naast haar man Ronald, leiding aan Gods’ Holy Passion gemeente in Almere. Ze bleek niet helderziend te zijn, maar in aanleg de gave van profetie te hebben, evenals een scherp onderscheidingsvermogen wat betreft de geestelijke wereld. Haar bediening is sterk profetisch. Ze geeft Bijbelonderricht, en wordt door God gebruikt om de gewonde en gebonden kinderen Gods te leiden naar de wortels hiervan, zodat God hen kan bevrijden en genezen. Ze heeft veel inzicht in de werken van de vijand en vormt een team met haar man Ronald, die grote autoriteit over de duisternis heeft ontvangen. Samen vernietigen ze veel werken van de duivel.
Beiden geven ze eer en glorie aan Jezus, die hen bij elkaar heeft gehouden toen hun huwelijk op springen stond, deze Jezus, die Ronald weerhouden heeft van onomkeerbare daden, en gereageerd heeft op het schreeuwen van Maria’s hart toen zij zich hulpeloos en wanhopig voelde. Hij heeft haar genade betoond door haar een boodschapper te sturen bij haar buurtsuper, en op haar afwijzing volgehouden door haar overleden vader een boodschap te laten overbrengen. En uiteindelijk, wetende dat het wel goed zou komen, zomaar genoegen heeft genomen met de keuze “Ik wil niet bij Satan horen, dus dan maar die God die ik niet ken”. Zijn verbazingwekkende liefde en genade bewijst hoe groot en waardig de Heer en Meester van de schepping is. En Ronald en Maria dienen Hem vol blijdschap!